Armoede grootst in Amsterdam, landelijk dalende trend

Van alle Nederlandse gemeenten is de armoede in Amsterdam het grootst. Uit nieuwe cijfers over van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over 2023 blijkt dat 6,6 procent van de Amsterdammers in armoede leeft. Landelijk gezien is dat 3,1 procent. In de stad is dus meer dan dubbel zo veel armoede dan gemiddeld in Nederland.  Amsterdam wordt op de voet gevolgd door de Limburgse gemeente Vaals, waar 6,4 procent van de inwoners in armoede leeft. Daarna volgen de steden Rotterdam (6,2 procent) en Den Haag (6,1 procent). In Rozendaal is de armoede met 0,1 procent het kleinst, gevolgd door Hilvarenbeek.  Dalende trend  Landelijk gezien leven 540.000 duizend mensen in armoede, wat neerkomt op 3,1 procent van de bevolking. In 2018 was dat nog 7,1 procent. Ruim 115.000 minderjarige kinderen groeiden vorig jaar op in armoede.  Sinds 2019 is landelijk gezien sprake van een dalende trend. Dat heeft volgens het CBS te maken met minder werkloosheid, stijgende lonen en een verhoging van het minimumloon. Ook coronasteun en het energieplafond zorgden voor een afname van het aantal mensen in armoede. In Amsterdam stijgt de armoede de laatste jaren juist weer, zei wethouder armoedebestrijding Marjolein Moorman (PvdA) vorig jaar zomer nog. Ook is er volgens Moorman een steeds grotere groep werkende armen: "Dus mensen die alle eindjes aan elkaar moeten knopen, misschien wel drie banen met elkaar moeten combineren. Dat geeft ontzettend veel stress", zei ze destijds.  Sociaal minimum Naast ruim een half miljoen armen leven ook nog 1,2 miljoen Nederlanders van een inkomen tot 25 procent boven de armoedegrens. Dit wordt ook wel het sociaal minimum genoemd. In 2018 zaten nog ruim 1,5 miljoen mensen in deze situatie.  In Amsterdam ligt het hoger sociaal minimum hoger, namelijk 130 procent. Voor gezinnen met kinderen is dat zelfs 150 procent. Wat is armoede? Vorig jaar lag de armoedegrens voor een alleenstaande op 1.510 euro per maand. Voor een gezin met twee jonge kinderen was dit 2.535 euro per maand. Bij twee tienerkinderen lag de grens voor een tweeoudergezin op 2.910 euro en voor een eenoudergezin op 2.500 euro. Om te bepalen of iemand arm is, wordt niet alleen naar het inkomen gekeken, maar ook naar het spaargeld. Als een alleenstaande in 2023 meer dan 18.145 euro spaargeld had, wordt die persoon niet als arm gezien, zelfs als het inkomen laag is. Voor een gezin met twee jonge kinderen was dit bedrag 30.405 euro. Ook de uitgaven, zoals voor wonen, energie en zorg, worden meegeteld. Als een huishouden na het betalen van deze vaste kosten te weinig geld overhoudt voor andere basisdingen, wordt het als arm beschouwd. 

Lees verder