Gemeente wees voorrang op woning voor dakloze zwangere vrouw onterecht af
De voorzieningenrechter heeft een dakloze vrouw die met haar baby op straat en in haar auto woont gelijk gegeven in het beroep dat ze tegen de gemeente heeft aangetekend. De gemeente had haar verzoek tot een urgentieverklaring, en daarmee voorrang op een sociale huurwoning, afgewezen. De rechter heeft nu besloten dat de gemeente zich opnieuw over deze zaak moet buigen. In februari 2019 trouwde de vrouw met een buitenlandse man en in september van dat jaar kwam hij naar Amsterdam. Het koppel trok toen in bij de ouders van de vrouw. Na verloop van tijd ontstonden er spanningen en daarom zijn de vrouw en haar echtgenoot in december 2022 door haar ouders de woning uitgezet. Sindsdien verblijft de vrouw op straat en in haar auto. In juli 2023 vroeg de inmiddels zwangere vrouw bij de gemeente een urgentieverklaring aan en een half jaar later beviel ze van een dochter. Ondertussen is het contact met haar echtgenoot en haar ouders verbroken. Verzoek afgewezen De gemeente wees het verzoek van de vrouw af, omdat ze haar huisvestingsprobleem volgens de gemeente had kunnen voorkomen. De gemeente stelde dat de vrouw een gezin heeft gesticht zonder dat ze een passende woonruimte had. Daarnaast heeft ze haar echtgenoot laten overkomen naar Amsterdam zonder te beschikken over een geschikte woonruimte. Daarom was er volgens de gemeente geen sprake van overmacht en werd het verzoek afgewezen. De vrouw stelt dat de beslissing van de gemeente in strijd is met de Huisvestingswet. Volgens haar is het de taak van de gemeente om de woningschaarste structureel op te lossen. Ze was al dakloos voordat ze zwanger werd. Daarnaast was de zwangerschap niet gepland en is ze op straat gezet, dus was er volgens haar wél sprake van overmacht. Verder verwijt de vrouw de gemeente dat ze de belangen van haar kind niet genoeg hebben meegenomen in hun besluit. Gemeente teruggefloten De voorzieningenrechter gaat mee in het beroep van de vrouw en vernietigt het eerder door de gemeente genomen besluit. De rechter stelt dat de gemeente een beter gemotiveerde afweging had moeten maken tussen het belang van het kind van de vrouw en het terughoudende toewijzingsbeleid van urgentieverklaringen. Tijdens de zitting viel al op dat de advocaat van de gemeente zei dat de gemeente ook niet wil dat baby's op straat of in auto's slapen en dat de situatie van de vrouw en haar kind niet houdbaar is. De gemeente moet van de rechter een nieuw besluit over het bezwaar van de vrouw maken, waarbij de belangen van het inmiddels geboren kind duidelijk worden meegewogen. De gemeente heeft hier zes weken de tijd voor. De vrouw had ook een verzoek ingediend tot een voorlopige voorziening, waarmee ze direct een urgentieverklaring wilde krijgen, maar die wijst de rechter af omdat hij al mee is gegaan in haar bezwaar. Verder moet de gemeente de griffierechten en proceskosten van de vrouw vergoeden.
Lees verder