Is het Amsterdamse openbaar vervoer echt zo duur? Rotterdam is duurder
70 procent van de AT5-panelleden gaf eind vorig jaar aan het Amsterdamse openbaar vervoer te duur te vinden. De helft van de panelleden liet zelfs weleens het ov zitten vanwege de prijzen. Maar is het openbaar vervoer in de stad echt zo duur? AT5 zocht het uit en vergeleek de Amsterdamse prijzen met andere Europese steden. "Het kost voor mij tien euro per dag om tussen thuis en m'n werk te reizen, ik pak wel lekker de fiets dan", zo reageerde een panellid op de huidige prijzen van het GVB. Dit jaar werden de prijzen met 3,3 procent verhoogd. Daardoor kost een ritje nu vanaf de start 1,12 euro en komt daar 21 cent per kilometer bij. Voor een volledig ritje met de Noord/Zuidlijn ben je 3,09 euro kwijt. Wie de hele dag met het Amsterdamse ov wil reizen, door middel van een dagkaart, is 9,50 euro kwijt. De prijs voor de dagkaart is in vijf jaar tijd met 1,50 euro gestegen. Behoorlijk wat geld, zeker als je het vergelijkt met een dagkaart in Utrecht. Daar ben je zo'n 7 euro kwijt. Overigens kan het ook duurder binnen onze eigen landsgrenzen. Een dagkaart in Rotterdam kost je maar liefst 11 euro en ben je ongeveer hetzelfde kwijt voor een standaard rit. Bij de buren Maar hoe zit het met de prijzen in andere landen in Europa? Steekt de stad er met kop en schouders bovenuit of valt dat wel mee? Eerst vergelijken met onze directe buren, Duitsland en België. Amsterdam ligt precies tussen Brussel en Berlijn in qua prijzen. Bij de zuiderburen kost een dagkaart 8,50 euro en een enkele rit 2,70. Bij de Duitsers is een dagkaart net wat goedkoper dan in Rotterdam, 10,60, en is de enkele rit 3,80 euro. In vergelijking met onze buren aan de andere kant van de Noordzee zijn de tarieven in Amsterdam best wel schappelijk. Een dagkaart in Londen zet je rekening bijna 19 euro terug en de tarieven voor losse trajecten verschillen per moment van de dag, maar kosten je al snel 4 euro. Daarmee is Londen de duurste stad om een ritje in het ov mee te maken. Goedkoper dan Scandinavië Maar niet alleen in Londen en Rotterdam kost de dagkaart je meer dan een tientje. Ook de Scandinavische landen zijn niet per se goed voor je portemonnee, maar dat is wel met meerdere producten en diensten daar. In Kopenhagen en Stockholm ben je respectievelijk 13,40 en 15,71 euro kwijt voor de dagkaart. De enkele ritten zijn daar 3,22 en 3,75 euro. De Scandinavische steden zijn zelfs duurder dan Parijs. Daar is een dagkaart 'maar' 12 euro en ben je voor een ritje met de bus en de tram 1,60 euro kwijt en voor de metro 1,99 euro. Net iets duurder De prijzen voor het ov in de stad passen eigenlijk goed in het Europese gemiddelde van andere grote steden. Madrid, Barcelona en Wenen zijn net wat goedkoper, maar dat scheelt zo'n euro voor een dagkaart en een ritje. En zoals eerder beschreven is Amsterdam dan wel weer stukken goedkoper dan Parijs en Londen. In grote steden als Rome, Milaan en Lissabon ben je wel goedkoper uit dan in Amsterdam. In de vier steden kost een dagkaart minder dan 8 euro en verschillen de enkele ritten tussen de 1,50 en 2,20 euro. In Boedapest, met zo'n 1,7 miljoen inwoners, ben je omgerekend zelfs maar 1,47 per ritje kwijt en kost een dagkaart je net iets meer dan 6 euro. Is dat dan het goedkoopst? Nee, ook in andere landen in die regio ben je voor het openbaar vervoer niet veel geld kwijt. In Praag kost een enkel ritje 1,20 euro en een dagkaart 4,78 euro. De kroon wordt gespannen door Athene. Daar kost een enkel ritje ook 1,20 euro, maar is de dagkaart voor het ov 4,10 euro. Een kleine 5,40 euro minder dan hier. Waarom hogere ov-kosten? Maar waarom verschillen de prijzen van het Amsterdamse openbaar vervoer zo erg met Athene en Praag? Dat heeft te maken met de hogere kosten en de fiets. De kosten van het openbaar vervoer bestaan voor een groot deel namelijk uit loonkosten, die ook elk jaar meestijgen. Daardoor is zowel de uitvoering duurder dan in die steden, maar ook al de aanleg van de infrastructuur. En de Amsterdamse gewoonte om de fiets te pakken, zoals het panellid ook aangaf dat te doen, helpt ook niet mee met de kosten van het ov. Het aanbieden van vervoer op een tramlijn heeft namelijk vaste kosten. Als daar minder gebruik van wordt gemaakt, dan gaan de kosten per kilometer omhoog voor de gebruikers. Als laatste hebben vervoerders ook nog het recht om de tarieven van kaartjes jaarlijks te verhogen op basis van de zogeheten landelijke tarievenindex (LTI). Hoeveel duurder de kaartjes worden, is onder meer afhankelijk van de inflatieontwikkeling en de stijging van de loon- en energiekosten bij ov-bedrijven, maar ook de bezuinigingen van het Rijk spelen daarbij een rol.
Lees verder